Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil schijnzelfstandigheid breed aanpakken. Een ambitieuze missie, die nog geen van haar voorgangers tot een goed einde wist te brengen. De Raad voor Interim Management heeft daarom samen met andere brancheverenigingen een brief geschreven om de minister en het parlement te inspireren met constructieve oplossingen.
Het kabinet wil schijnzelfstandigheid ‘in samenhang’ aanpakken en daar sociale partners en relevante stakeholders bij betrekken. Dienstverleners verenigd in ABU, Bovib, I-ZO Nederland, NBBU, RIM en VvDN zijn blij dat het kabinet marktpartijen uitnodigt mee te denken over duidelijke wetgeving en vinden voorlopig uitstel van handhaving een goed idee. “Handhaving, verduidelijking en vernieuwing van regels moeten inderdaad hand in hand gaan,” schrijven zij in een gezamenlijke brief aan de minister en staatssecretaris. In die reactie doen ze ook suggesties voor beleid.
Handhaving schijnzelfstandigheid onmogelijk
Voorlopig lijkt het kabinet wel te beamen dat er duidelijker regelgeving nodig is. “Goede handhaving op schijnzelfstandigheid kan alleen als er duidelijkheid is over regelgeving en er een ‘gelijker speelveld’ is tussen zelfstandigen en werknemers op het vlak van belastingen en sociale zekerheid.” Dat staat in een kamerbrief van minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) van vrijdag 24 juni. Daarmee reageren Van Gennip en Van Rij op een rapport van de Algemene Rekenkamer en een onderzoek van de Auditdienst Rijk (ADR) over de handhaving op schijnzelfstandigheid. Uit deze onderzoeken blijkt dat de Belastingdienst nauwelijks bedrijven aanpakt die werknemers onterecht als zelfstandige laten werken.
Regelgeving naar Belgisch model
In een gezamenlijke brief aan de ministers Van Gennip en Van Rij dragen brancheorganisaties I-ZO Nederland, ABU, BOVIB, NBBU, RIM en VvDN daarom suggesties aan voor regels en criteria die wel uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Ze stellen voor om daarvoor te kijken naar hoe buurland België de regelgeving rond schijnzelfstandigheid heeft ingericht.
België heeft de criteria voor wanneer een bedrijf nu wel en niet een zelfstandige mag inhuren vastgelegd in de Arbeidsrelatiewet. Naast neutrale en algemene criteria die voor alle ingehuurde zzp’ers gelden, zijn er aanvullende strengere regels voor sectoren met een hoger risico op misbruik. ‘Deze sectorale benadering vergroot de effectiviteit van handhaving en doet recht aan de diverse behoeftes van branches,’ aldus de dienstverleners. In de kamerbrief staat dat het kabinet werkenden wil helpen hun rechtspositie op te eisen, onder andere ‘via een rechtsvermoeden van werknemerschap’. De dienstverleners vinden het een ‘prima uitgangspunt’, mits het rechtsvermoeden gekoppeld is aan criteria die niet voor discussie vatbaar zijn. Zij staan bijvoorbeeld achter het SER-advies om te werken met een rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief.
Vervolg politieke traject
Op 30 juni is er een Kamerdebat over het arbeidsmarktdossier. Daarin is het bestrijden van de schijnzelfstandigheid een thema. Naar verwachting komt de minister op 1 juli met een hoofdlijnenbrief over de arbeidsmarkt.
Désirée Simons, voorzitter van de RIM: “Ik hoop echter dat dit kabinet zich durft uit te speken over ruimte en vrijheid van invulling van ondernemerschap voor de bovenkant van de markt. Politici die oude routines en ideeën durven loslaten en zoeken naar een duurzame oplossing in plaats van alles dicht te timmeren met regulering. De moderne arbeidsmarkt is flexibel en heeft proactief gedrag nodig en geen reactieve controle en compensatieregels.
Lees een samenvatting van de reacties van brancheorganisaties en/of klik op onderstaande button om de hele brief van gezamenlijke dienstverleners te lezen.