De brancheverenigingen RIM, Bovib, I-ZO, VvDN, ABU en NBBU dragen graag hun steentje bij om wet- en regelgeving uitvoerbaar en handhaafbaar te maken. In aanloop naar het Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid op 20 oktober stuurden zij een duidelijk advies naar Kamerleden.
Sectorspecifieke criteria, onderkenning van ondernemerschap en beginnen met handhaven in probleemsectoren. Dat alles terwijl je ervoor zorgt dat de verschillen tussen diverse contractvormen niet groter worden. Dit zijn volgens brancheverenigingen RIM, Bovib, I-ZO, VvDN, ABU en NBBU goede stappen om een gezonde arbeidsmarkt te realiseren voor werknemers en (zelfstandig) ondernemers.
Zij stuurden deze week onderstaand schema en deze position paper naar de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) van de Tweede Kamer. Donderdag 20 oktober praat deze commissie over het arbeidsmarktbeleid. Een belangrijk onderwerp is de Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt, waarin minister Karien van Gennip (SZW) beschrijft hoe zij de arbeidsmarkt toekomstbestendig wil maken.
Denkwijze en uitgangspunten uit België
Zo wil de minister maatregelen nemen om een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen te creëren, waarbij duidelijker wordt wanneer iemand als zzp’er mag werken. De minister schrijft dat zij uitzoekt wat wij kunnen leren van de manier waarop België omgaat met de vraag wanneer een opdrachtgever een zelfstandige mag inhuren.
Het is heel verstandig om te kijken naar de Belgische wet- en regelgeving rondom de kwalificatie van arbeidsrelaties, vinden de zes brancheverenigingen. In een eerdere gezamenlijke reactie noemden zij ook de Belgische Arbeidsrelatiewet als oplossingsrichting.
Daarbij benadrukken ze wel dat deze wetgeving geen pasklare oplossing is. We kunnen het Belgische model niet letterlijk overnemen, maar wel de denkwijze en onderliggende uitgangspunten van de Arbeidsrelatiewet implementeren. Lees verder over de Belgische Arbeidsrelatiewet.
Sectorale benadering
Het Belgische model heeft allerlei aspecten die ook in Nederland uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Naast neutrale en algemene criteria voor alle zelfstandigen zijn er aanvullende criteria voor sectoren en beroepen waar de kans op onderbetaling groter is.
Deze sectorspecifieke criteria zijn opgesteld in overleg met de sociale partners. Dit zorgt dat de regels beter passen bij de behoeften van verschillende sectoren en de diversiteit aan zelfstandigen. Ook maakt het handhaving effectiever.
De RIM staat, samen met de vijf andere brancheverenigingen, ook achter het advies van de Sociaal Economische Raad (SER) om te werken met een rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief. Op deze manier kunnen de kwetsbaarste werkenden beschermd worden. Een minimumtarief van 35 euro kan een oplossing zijn, zo lang de administratieve last niet te veel toeneemt.
Webmodule aanpassen met criteria voor ondernemerschap
De Belgische methode is duidelijker dan de webmodule, een online tool om te bepalen of een opdrachtgever iemand als zzp’er mag inhuren. Deze online vragenlijst geeft te vaak geen duidelijk oordeel over de arbeidsrelatie. Hij is ook nog niet geschikt voor situaties waarin een zzp’er werkt vanuit een BV of via een intermediair.
Als de webmodule desondanks wordt gehandhaafd, heeft dat alleen kans van slagen als niet uitsluitend rekening wordt gehouden met aspecten van het werknemerschap: ook aspecten van het ondernemerschap zouden als contra-indicatie meegewogen moeten worden.
Modelovereenkomst RIM verlengd
In afwachting van mogelijke invoering van de webmodule, heeft de RIM haar modelovereenkomst geactualiseerd en verlengd bij de Belastingdienst. Dit is een tijdelijk instrument en bedoeld voor situaties van tussenkomst en is beschikbaar voor alle RIM-leden. Deze recent verlengde overeenkomst geeft zekerheid aan opdrachtgevers en interim-managers voor uitsluiting van het werken volgens een dienstbetrekking. De nieuwe modelovereenkomst is vijf jaar geldig, tot 23 augustus 2027.
Integrale aanpak
Tot slot blijft het belangrijk de zzp-problematiek te zien in het brede perspectief van de arbeidsmarkt. Daarom pleiten de zes brancheverenigingen ook voor een integrale en gelijktijdige aanpak van de regulering. Zo wordt voorkomen dat problemen verschuiven van de ene groep werkenden naar de andere (waterbedeffect). Ze onderschrijven dus de ambitie van het kabinet om een gelijk speelveld te creëren en elke werkende voldoende bescherming bij ziekte of arbeidsongeschiktheid te bieden, ongeacht zijn contractvorm. Zo komt het kabinet tegemoet aan de toenemende behoefte aan flexibiliteit van werkenden.